Karel de Grote (742-814) bracht het van Frankisch koning tot 'keizer der Romeinen', heerser over een groot deel van Europa. Zijn erenaam 'vader van Europa' verbergt ook schaduwzijden. Karel, doorgaans een joviaal man, kende weinig scrupules bij het uitbreiden van zijn rijk, waarvan het christendom de grote bindende factor was. Bekend voorbeeld van meedogenloosheid is zijn deportatie en terechtstelling van duizenden Saksen. Niettemin was Karel de belangrijkste vorst van de vroege middeleeuwen. Zijn regering kende weinig vrede; Karel bevocht in ongeveer vijftig oorlogen Logobarden, de 'Moren' in Spanje, Saksen, Avaren, West-Slavische volken en Denen. Hoogtepunt van zijn regime was zijn keizerskroning in Rome (800).
Hoewel Karel voortleefde in ontelbare geschriften, overleveringen, een eigen literair genre (de Karelepiek) en hij het zelfs tot heilige bracht, is zijn persoonlijkheid moeilijk te omlijnen. Die werd snel overwoekerd door de visies van zijn beschouwers: een overvloedige traditie die voortleeft tot vandaag. Karel de Grote, stamvader van Europa besteedt aan deze traditie de nodige aandacht.
Het boek volgt Karels bewogen leven, maar ook zijn grote voorvaderen, de woelige Merovingische periode waaruit ze voortkwamen, het snelle uiteenvallen van zijn rijk. Natuurlijk komen ook de 'hofacademie' onder leiding van Alcuinus aan bod, de paltsen (zoals Aken en Nijmegen), de bestuursinrichting, de befaamde 'Karolingische renaissance', Karels vrouwen en kinderen. Zelfs zijn fysiologie: de man die uitstak boven iedereen, deed dat ook in lichaamslengte.